De sleutel tot een succesvol project: Experts over het betrekken van de omgeving
Van gemeente tot natuurorganisatie en van bedrijven tot bewoners: de samenwerking met gebiedspartners is een essentieel onderdeel van HWBP- projecten. Ieder van hen heeft een bepaalde positie in het gebied. Wat is het belang van het betrekken van de omgeving en hoe ga je om met al die verschillende belangen? We vroegen het twee experts. Hans van Zijst vanuit het perspectief van adviseur en trainer, Liesbeth Schippers als advocaat met kennis van rechtszaken.
Wat is het belang van het betrekken van de omgeving?
Liesbeth: “Volgens de wet moet je de belangen van derden in beeld hebben en afwegen. Maar het is ook gewoon waardevol om in een vroeg stadium te weten hoe de omgeving tegen het project aankijkt. Het streven is om uiteindelijk een oplossing te vinden die voor alle betrokkenen aanvaardbaar en werkbaar is. Daar kom je niet zonder de omgeving en andere stakeholders te raadplegen en met hen in discussie te gaan. Daar wordt het besluit juist beter van.”
Hans: “Nederland is een klein land met een groot ruimtegebrek. Dat betekent dat je bij elke gebiedsontwikkeling iemand uit zijn positie drukt. Binnen de context van het HWBP veranderen daarnaast de inzichten over sterkte en belasting van dijken, onder andere door klimaatverandering. Het kan daardoor voorkomen dat een waterschap elke vijftien jaar bij dezelfde agrariër aanklopt voor weer een stukje grond. Iedereen begrijpt dat waterveiligheid belangrijk is. Tegelijkertijd vragen mensen steeds vaker: ‘Waarom moet ik daar dan iets voor opgeven?’ Je kan als waterschap bestuurlijk, technisch en zelfs juridisch gelijk hebben. Maar je hebt vaak te maken met een omgevingspartij die, hoe belangrijk jouw doel ook is, vindt dat het niet per se ten koste moet gaan van zijn positie. Als de kade ook een bedrijfsterrein is, zal het bedrijf willen weten wat de impact is op de bedrijfsvoering. Zowel bewoners als bedrijven maken die afweging vanuit hun eigen belang. Ze vinden het vaak lastig te accepteren dat juist zij daarvoor iets moeten opgeven. Het omgaan met al die belangen is het doel van omgevingsmanagement.”
Hoe wordt een besluit beter door het betrekken van de omgeving?
Liesbeth: “Met wat je niet weet, kun je ook geen rekening houden. Als een restaurant door de werkzaamheden een paar jaar niet bereikbaar is, is dat voor die ondernemer heel ingrijpend. Als je die niet de gelegenheid geeft om zijn belang aan te dragen, heb je kans dat het over het hoofd gezien wordt. En dat de kwestie uiteindelijk bij de Raad van State terechtkomt. Het kan zijn dat die oordeelt dat je hier alsnog naar moet kijken. Het liefst heb je dus alle belangen tijdig in beeld, zodat je ze kunt meenemen in je besluit. Dan heb je ook de grootste kans dat je project in één keer onherroepelijk wordt. Zo ging het bijvoorbeeld bij de versterking van de Markermeerdijken en de dijktrajecten Gorinchem - Waardenburg en Tiel - Waardenburg.”
“De omgeving was altijd al mondig. We zijn gewoon beter gaan luisteren”
Wat is het juiste moment om die belangen in kaart te brengen?
Hans: “Vroeger was de technische oplossing vaak al bedacht en moest een omgevingsmanager die vervolgens buiten gaan uitleggen. Een technisch team wordt al vrij snel verliefd op het eigen ontwerp. Alles wat daar later nog over wordt gezegd, kan dan aanvoelen als een aanval op die oplossing. De afgelopen jaren zie ik dat gelukkig veranderen. Maar het blijft als omgevingsmanager de kunst om er op tijd bij te zijn. Zodat je in een vroeg stadium de belangen van de omgeving in het ontwerp kunt meewegen. Uiteindelijk heeft het hele project daar baat bij. Ook voor meekoppelkansen geldt: vroeg beginnen. Laat als waterschap de lokale overheden of natuurorganisaties tijdig weten dat je ergens aan de slag gaat. Dan geef je hun de kans om aan te haken. Pak het momentum aan het begin. Je moet dat niet vragen als je eigen besluitvorming eigenlijk al klaar is. Zo is het waterschap Noorderzijlvest bij de dijkversterking Eemshaven - Delfzijl gelukt om wel vijf meekoppelkansen mee te nemen. Zo heeft Delfzijl nu bijvoorbeeld een strand.”
Ligt het zwaartepunt van omgevingsmanagement dan aan het begin van een project?
Liesbeth: “Een omgevingsmanager is gedurende het gehele project van grote waarde. Als je niet alleen in het begin, maar ook tijdens én na de inspraakronde en gedurende de beroepsprocedure op een constructieve manier in gesprek blijft, krijg je een trechtering van de discussies die nog bij de rechter moeten plaatsvinden. Zo kwamen er bij Wolferen - Sprok 35 zienswijzen binnen op het ontwerpbesluit. Door goed omgevingsmanagement waren er vervolgens acht beroepen, waarvan er maar vijf overbleven. En bij Gorinchem - Waardenburg lukte het de omgevingsmanagers om acht beroepen in één keer op te lossen. Die gingen allemaal over het bouwverkeer, dat heen en weer zou rijden over de dijk. Samen met de omwonenden hebben de omgevingsmanagers toen een manier uitgedokterd om grotendeels over de nieuwe dijk te rijden. Het liefst heb je dit soort afwegingen natuurlijk al opgenomen in je besluit. Maar als dat niet lukt, zo snel mogelijk daarna. Blijf dus het hele project bezig om het met mensen eens te worden en aan bezwaren tegemoet te komen. Dat is pure winst als je bij de rechter staat.”
Over welke kwaliteiten beschikt een goede omgevingsmanager?
Liesbeth: “Omgevingsmanagement is echt een vak apart.
De omgevingsmanager is een spin in het web, van dag één tot en met het moment ‘dijk veilig’. Een onmisbare schakel tussen degenen die het ontwerp maken, degenen die het besluit schrijven en de omgeving. Om het gesprek met de omgeving en andere betrokken partijen te kunnen voeren heb je een brede kennis nodig van alle aspecten van het project. Inhoudelijk, maar ook technisch en financieel. Naarmate een project vordert, wordt het bovendien steeds meer juridisch van aard. Het is daarom goed om te weten waar in het juridische proces het project zich bevindt. En wat dat betekent voor de bewegingsruimte die je nog hebt in de interactie met de omgeving.”
Hans: “De kunst van omgevingsmanagement is niet alleen het minimaliseren van het aantal beroepen, maar vooral ook het inventariseren en expliciet afwegen van de belangen van de stakeholders. Daarvoor moet je inderdaad het hele verhaal kunnen vertellen. En dus van veel markten thuis zijn. Maar uiteindelijk vind ik het belangrijkste dat je kunt luisteren. Met oprechte interesse in de belangen van de ander. Want als je dat niet meent, voelt degene aan de andere kant van de tafel dat meteen. Dan ben je het vertrouwen kwijt.”
“Het is belangrijk om je in te leven in de mensen met wie je van doen hebt”
Hebben jullie het idee dat de omgeving mondiger is dan vroeger?
Liesbeth: “Nee, ik denk dat de omgeving altijd al mondig was. We zijn gewoonweg beter gaan luisteren. En mensen krijgen nu meer gelegenheid om van zich te laten horen.” Hans: “In mijn ervaring waren mensen vijftien jaar geleden net zo mondig en goed geïnformeerd. Ik merk wel dat het debat rondom grote infrastructurele projecten feller is geworden. Discussies dreigen nu en dan de nuance te verliezen doordat stakeholders geen oog en oor meer hebben voor de argumenten van de uitvoerende overheden. ‘Het is de overheid en die is niet te vertrouwen’, is soms het sentiment.” Liesbeth: “In de jaren 90 vonden de dijkversterkingen plaats na heftige overstromingen, waardoor er weinig discussie was over de noodzaak ervan. Nu voelen mensen in de omgeving van dijken zich relatief veilig. Ze gaan daardoor meer op hun strepen staan. Er is nu meer discussie over de vragen ‘Is dit wel echt nodig?’ en ‘Kan het niet anders?’”
Hoe ga je als omgevingsmanager om met al die meningen?
Hans: “Het is belangrijk om je te kunnen inleven in de mensen met wie je van doen hebt. Vaak zijn hun argumenten namelijk hartstikke logisch. Soms zie je bijvoorbeeld dat mensen die aan een dijk wonen, het stukje voor hun huis zijn gaan zien als hun terrein. Onterecht maar begrijpelijk, aangezien er vaak nooit iets van is gezegd. Dan hebben ze er bijvoorbeeld een tuinhuisje neergezet of ligt hun bootje er aan een steiger. Als het waterschap dan aankomt met hun waterveiligheidsargumenten, zeggen de bewoners: ‘Maar mijn opa heeft het prieeltje met de rozen nog aangelegd.’ Een begrijpelijke reactie, als het er al 25 jaar staat.”
Liesbeth: “Dat zijn reële en menselijke argumenten. Mensen leven soms al generaties op en om de dijk. Als omgevingsmanager kijk je er niet hetzelfde naar. Daarom zeg ik altijd: ga erheen en kijk ernaar vanuit hun positie.”
Hans: “Zo ging een collega van mij eens een nachtje logeren bij mensen die bij een spoorbrug woonden. Zij lagen ’s nachts wakker van het geluid. Die collega concludeerde inderdaad dat het niet te doen was. En die bewoners stelden het bijzonder op prijs dat hij die moeite nam en zorgde dat hun belangen werden gehoord. Weten hoe mensen uit de omgeving over jouw plannen denken en je inleven in hun situatie: dat is goed omgevingsmanagement. Het is daarom ook niet erg om veel zienswijzen op het ontwerpbesluit binnen te krijgen. Want als je die in kaart hebt, kun je door middel van een goede reactie daarop het aantal beroepen beperken.”
Liesbeth: “Daarom heb ik een van onze trainingen ‘Een zienswijze is een cadeautje’ genoemd. Als je daar goed mee omgaat, blijven bij de Raad van State inderdaad alleen de onvermijdelijke en principiële discussies over. Geen dingen die je over het hoofd hebt gezien of waarover je te weinig hebt nagedacht. Mensen kunnen bijvoorbeeld van mening zijn dat de dijkversterking niet nodig is, of dat het zo erg niet gesteld is met de gevolgen van klimaatverandering. Ook een meningsverschil over ruimtebeslag kan voor de rechter komen. Bijvoorbeeld als er langs de dijk een werkstrook nodig is voor de werkzaamheden. Of als er bijvoorbeeld een paar rijen fruitbomen verwijderd moeten worden, of een uitrit verplaatst. Daarover moet de rechter dan een beslissing nemen.”
Wat voor invloed heeft de Omgevingswet op het werk van omgevingsmanagers?
Hans: “De grote waarde van die nieuwe wet vind ik het
feit dat de initiatiefnemer verantwoordelijk wordt voor het afwegen van het belang van derden. Verder zie ik in de Omgevingswet vooral een bevestiging van hoe we het de afgelopen jaren hebben aangepakt. Ik ben wel benieuwd wat de Raad van State daarvan vindt. Want participatie is straks een eis, maar staat in de wet niet in detail beschreven. De periode na de invoering van de wet weten we dus nog niet of we in de invulling daarvan zorgvuldig genoeg zijn geweest. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van de eerste rechtszaken nadat de wet is ingevoerd.”
Liesbeth: “Waterschappen pakken het omgevingsmanagement grotendeels al aan zoals voorgeschreven door de Omgevingswet. Verschil is wel dat het proces strakker moet worden ingericht. Zo moeten geopperde oplossingen desgevraagd door deskundigen worden onderzocht en de resultaten worden meegenomen in het besluit. Verder gaat het projectbesluit er anders uitzien dan een projectplan. Het huidige projectplan leest vaak als een jongensboek: de dijkbeheerder beschrijft daarin op een toegankelijke manier de aanpak van de dijkversterking. Onder de Omgevingswet moet het projectbesluit aan strengere regels voldoen. Ik hoop dat het jongensboek wel behouden blijft, als een toelichting op het besluit.”
Wat zijn jullie gouden tips voor waterschappen?
Hans: “Het valt mij op dat waterschappen de hoogwaterbeschermingsopgave soms zien als een tijdelijke activiteit. Waardoor zij daarop onvoldoende eigen mensen inzetten en bijvoorbeeld omgevingsmanagers inhuren. Dat vind ik jammer. Met eigen mensen bouw je iets op: kennis en binding met het project en de organisatie. De omgevingsmanager is bovendien het visitekaartje van het waterschap. Weet ze dus op waarde te schatten en neem ze waar mogelijk in dienst.” Liesbeth: “Draag je omgevingsmanager op handen. Want omgevingsmanagement is de sleutel tot een succesvol project. Stel daarnaast omgevingsmanagers in staat om de hele looptijd van het project te blijven werken aan het wegnemen van bezwaren. Dat leidt tot kleinere procedures en vaak in één keer tot een onherroepelijk besluit. En dan kun je met een gerust hart buiten aan het werk, want dat is waar we het uiteindelijk allemaal voor doen.”
Liesbeth Schippers
Topspecialist op het gebied van het Omgevingsrecht en tot voor kort advocaat en partner bij Pels Rijcken. Liesbeth is al sinds de Noodwet van 1995 betrokken bij dijkversterkingen. Samen met haar collega’s werkt zij met de projectteams aan het “Raad van State-proof” maken van de besluiten. Hoe complexer en technischer het project, hoe leuker zij het vindt.
Hans van Zijst
Partner bij WesselinkVanZijst, toonaangevend bureau op het gebied van strategisch omgevingsmanagement. Als een van de meest ervaren strategisch omgevingsmanagers van Nederland adviseert Hans initiatiefnemers van infrastructuur over de politieke, bestuurlijke en maatschappelijke belangen rond het project. ‘Van buiten naar binnen werken’ is zijn motto.